Door Hanne Hagenaars

Hoe te overleven bij een nucleaire aanval? Kunstenaar Gijs Assmann sloeg een Amerikaans boek open dat vol praktische adviezen bleek te staan: welke houding kun je het beste aannemen, welke plek in huis biedt optimale beschutting. Zinloos?

Hij gebruikte de instructies voor deze tekening van een plek vol onheil waarin de mens wegduikt terwijl hij weet dat er geen ontsnapping mogelijk is.

Aanvankelijk was de kunstenaar op zoek naar een huis-, tuin- en keukenbeeld van een vredige wereld en kwam uit bij de sensatie van het wakker worden als het net heeft gesneeuwd, een vredige witte laag vermomt de wereld tot een lelieblank onschuldig paradijs. Zelfs het geluid klinkt gedempt. Het draagt de suggestie in zich dat vooral de afwezigheid van de mens bijdraagt aan het vredige van het kersttafereel. Een witte wereld.

Maar ondanks zijn intentie een mooie utopie te tekenen nam de tekening een eigen wending. Wat gaat die sneeuw bedekken? Wat woelt er onder dat onschuldige laagje? Of is de sneeuw misschien geladen met radioactieve straling?

In plaats van een wereld vol vrede lijkt het apocalyptische einde der tijden aangebroken in de vorm van die nooit aflatende sneeuwbui. Mensen duiken weg, hun lichamen liggen op de grond. Ze houden hun handen beschermend over het hoofd en wachten. Langzaam zullen ze onder de sneeuw verdwijnen.

In een soort Lourdes grot, waar Maria aan de Bernadette zou kunnen verschijnen, brandt een kaars. Er is hoop, al flakkert de vlam hevig. In vrijwel iedere religie staat het licht voor het hogere, het oneindige. Misschien is de sneeuw op te vatten als hulp van boven die naar beneden valt om het leed te verzachten? ‘De gedachte aan het uitstrooien van de heilige geest speelde door mijn hoofd’, zegt de kunstenaar, ‘al heb ik de heilige geest immer een onduidelijk begrip gevonden, ik wilde het een kans geven. En of de heilige geest nu meekomt met de sneeuw of niet, het beeld getuigt vooral van onheil. Zeeën van liefde. Misschien dat als de sneeuw smelt er een poel van liefde ontstaat. Te laat?’