Martin uit den Bogaard neemt het verschil tussen leven en dood als uitgangspunt voor zijn biokunst. Hij gebruikt dode dieren, vaak embryo's, als materiaal. In 2003 ontdekte hij dat elektrische impulsen uit dood organisch materiaal zijn om te zetten in computerbeelden. De energie die vrijkomt bij het rottingsproces, zet hij in voor zijn installaties. Op die manier zijn een inktvis, vinger en kangoeroe bijvoorbeeld in staat tot zingen en schilderen via een computerscherm.
Uit den Boogaard toont aan dat materie niet alleen in levende, maar ook in dode wezens voortdurend in beweging is. Organismen, ook dode, blijven steeds veranderen. De grens tussen leven en dood blijkt niet zo definitief. De werken van Uit den Boogaard ogen luguber, maar verbeelden tegelijkertijd de geruststellende en in zekere zin poƫtische gedachte dat de dood niet noodzakelijkerwijs als einde hoeft te worden beschouwd.
Martin uit den Bogaard tijdens de opening van Transformation