Door Yasmijn Jarram

In de geheimzinnige werken van Jeroen Kuster is een voortdurend spanningsveld aanwezig tussen het natuurlijke en het kunstmatige. Met wegwerpmaterialen construeert hij zelfverzonnen organismen. Gepresenteerd als in een natuurhistorisch museum of laboratorium ogen ze als echte fossielen, met als enige kanttekening dat deze beestjes in werkelijkheid nooit hebben bestaan. Schubben en schelpen blijken plastic lepeltjes. Kuster dicht hen Latijnse namen toe, alsof hij de dieren zelf heeft ontdekt. Waar andere kunstenaars in deze tentoonstelling dieren uit elkaar halen, vindt Kuster nieuwe dieren uit.

Hoewel zijn werk zeer precies is uitgevoerd, werkt Kuster nooit vanuit een vooropgezet plan. De wezens zijn een combinatie van fantasie en anatomische kennis. De kunstenaar stelt zich voor hoe zij zich bewegen en voortplanten. Dergelijke vragen vormen het uitgangspunt voor zijn werk. Uitgestald op tafels hebben zijn niet-bestaande, levenloze dieren een vanzelfsprekendheid over zich die de toeschouwer dwingt na te denken over de natuur en de manipulatie daarvan in het huidige tijdperk.

Jeroen Kuster tijdens de opening van Transformation

Jeroen Kuster tijdens de opening van Transformation