Door Yasmijn Jarram

Beeldhouwer Joost van den Toorn maakt in het begin van zijn carrière vooral kleurrijke assemblages van bestaande voorwerpen. Op een associatieve manier verwerkt hij hierin elementen uit zowel westerse als niet-westerse culturen, zoals amuletten, speelgoed, kunstbloemen en vogelveren. Hij maakt gebruik van opmerkelijke materialen als papier-maché en hars, maar later ook van ‘traditioneel’ brons. Zo doet hij de grenslijn tussen hoge en lage cultuur verdwijnen: Van den Toorn gebruikt simpelweg alles wat hem visueel interesseert.
In al zijn werk laat hij zich inspireren door etnografica en de grillige beeldtaal van de outsiderkunst, waarvan hij zelf een uitgebreide collectie bezit. Het is vooral de bijbehorende intuïtieve manier van werken die hem fascineert. De kunstenaar probeert deze over te nemen door de ratio los te laten en zich niet te laten hinderen door maatschappelijke en kunstinhoudelijke kennis. Als hij gewoon maar wat doet, zonder zich te bekommeren over het eindresultaat, maakt Van den Toorn naar eigen zeggen het beste werk.
Zijn werken hebben vaak een cartoonesk karakter, waarin oude symbolen worden gecombineerd met populaire beeldtaal. Ze geven uitdrukking aan thema’s als dood, religie, seks en menselijke tekortkoming, gebracht met een mengeling van ironie, ernst en melancholie. Ook tegenstellingen (mooi- lelijk, goed-kwaad, zwaar-licht) komen veel voor. Op subtiele en humoristische wijze zet hij de ‘heilige’ status van kunst op losse schroeven.